- lot
- {{lot}}{{/term}}1 [loterijbriefje] lottery ticket 〈met geldprijs〉; raffle ticket 〈met prijs in natura〉2 [bewijs van aandeel in een loterij] lottery-share/-bond3 [wat door een lot wordt toegewezen] lot ⇒ share4 [voorwerp waarmee geloot wordt] lot, die5 [de fortuin] fortune ⇒ chance6 [noodlot, levenslot] lot ⇒ fate, destiny♦voorbeelden:3 zijn lot verbinden aan • throw in one's lot with〈figuurlijk〉 een lot uit de loterij trekken • draw a lucky number, back a winner〈figuurlijk〉 dat is een lot uit de loterij • (s)he is a gem4 het lot beslist in zulke gevallen • these cases are decided by lotdoor/volgens het lot aanwijzen • determine/appoint by lot5 het lot was hem gunstig geweest • fortune had smiled upon himhet lot tarten • tempt fatehet lot is hem niet gunstig gezind • the dice are loaded against him6 iemand aan zijn lot overlaten • leave someone to fend for himself/to his fatezich iemands lot aantrekken • take pity on someoneberusten in zijn lot • resign oneself to one's fatezijn lot verbinden aan • throw/cast in one's lot withzich in zijn lot schikken • accept/embrace one's lot/destinymet zijn lot tevreden zijn • accept/be satisfied with one's lot
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.